We ronden een kleine herdenking af van een bewoner die ingewikkeld was. We vertellen dat dhr. L daarom een nieuwe overbuurman krijgt.
Dhr. L: “Is leuk.” Hij is zich er zeer van bewust dat mw. K. gestorven is, maar glimlachend vertelt hij: “Zij is vanmorgen niet lief geweest! Mw. K. duwde die stoel weg, ik ben gevallen.” Het uitproestend: “Dat heeft zíj gedaan, kan niet anders! Zij heeft op een waardige manier afscheid genomen!” Nog steeds lachend: “Die stoel was er altijd, nu was hij weg, ik weet zeker: dat heeft zíj gedaan!”
En zo komen we te praten over bijzondere dingen die er kunnen gebeuren, dingen die je niet kunt verklaren.
Mevrouw B. moet denken aan haar man. Die, toen zij met vrienden aan het wandelen waren ineens zei, terwijl er nog geen enkele sprake van ziekte was: “Ik ben de eerste van deze groep die gaat.” Mevrouw B.: “En zo is het ook gegáán.”
= Heeft mw. M. wel eens zoiets bijzonders meegemaakt in haar omgeving? =
Mw. M., nadenkend: “Nee ……. nee.”
= En dhr. L.? =
Dhr. L.: “Ik heb veel meegemaakt. Ik heb een keer een man gered. Er was niemand. Er was niemand anders. Hij reed met zijn auto in de gracht, je weet, die nieuwe weg ….. Ik kan de deur niet openmaken, die auto ging helemaal naar de bodem. Ik kan niet zwemmen, ik dacht: ik ga die man redden. Watra Ingi, Water Indiaan, die heeft me gered.
Twee keer al. Mijn vader is overleden in Nickerie. Met een speedboot, een man of drie, vier, moesten we varen naar het ziekenhuis. Een schip kwam, met tachtig mensen. Mijn broer heeft die golven niet serieus genomen, je moest schuin gaan. Wij zijn gezonken, ik was de eerste, ik kan niet zwemmen. Die Watra Ingi heeft me gered. Daarom ben ik niet bang voor water. Ik spring, ik ben niet bang. Er is iemand die mij draagt.”