Meteen naar de inhoud

Kerst Juweeltje

Juweeltje rood

De kersttijd is aangebroken, voor velen een bijzondere tijd.

Mw. C. voert Storm brokjes, met een grote glimlach. En zegt tegen Manuel, kok en kunstenaar, die kerstfiguren op het raam tekent: “Dat gaat goed.”

= had u vroeger een kerstboom staan? =

Dhr. Z.: “Daar heb ik nog een kerstboom gekocht: op de kerstmarkt.”

Mw. W. : “Tuurlijk wel. Je kunt hem niet een jaar bewaren.”

= had mw. S. in Suriname ook een kerstboom? =

Haar dochter vertelt: “Een kunstkerstboom.” Mw. S. kijkt aandachtig.

= we zingen “Stille Nacht” =

Hr. M.: “Dat is een mooi lied.”
Mw. S. ,mw. W en mw. C : zingen het ontroerd mee.

Dhr. Z. : “Ik weet dat wij zo’n kartonnen kerstboom hadden gekocht. Die moest je uitknippen. Mijn zoon heeft die toen uitgeknipt. Hij was iets van twintig euro. Dat was niet goedkoop. Je kan hem zien, als je hier langs loopt.”

Hr. M. : “Tuurlijk houd ik van kerstfeest. Kerstfeest is leuk. En het gaat om Jezus. Het is een leuk feest, met al die lichtjes. Wij vieren ook kerst, in Suriname vieren we ook. De kern is, hoe moet ik het noemen….: het is een lichtfeest. Het gaat om Jezus, weet je. Dan denk ik aan licht.”

Mw. W. : “De geboorte van Jezus. (lachend:) En cadeautjes krijgen. Ik had een opa en oma in Canada, die stuurden met kerst grote pakketten. En die werden dan onder de kerstboom gelegd. En dan mochten we ze met kerst open maken. Mooie cadeautjes. Ze waren in elk geval mooi ingepakt. Dat was leuk.

Ik had een twee jaar oudere zus, die is toen een jaar in Canada bij hun gaan wonen.  (…….)  Dat had ik wel gewild. Maar mijn zus die was ouder, daar hadden mijn ouders meer mee, dus die mocht, maar ik niet.”

Mw. C. : “Er waren ook cadeautjes, maar het optuigen van de boom was het grootste feest. We hadden die versiering……we hadden échte kaarsen.”

= En ballen? =

Mw. C. : “Ja.”

= En slingers? =

Mw. C. : “Ja.”

= En engelenhaar? =

Mw. C. : “Ja, dat ook. “

Mw. S. :  glimlacht.

= over het branden van echte kaarsjes in de boom =

Mw. C. : “Nou, er was wel water. Een emmer. In de buurt. Nee, het is nooit mis gegaan. (Lachend: ) Dat moet je niet doen.”

Dhr. Z. : “Volgens mij hadden wij altijd elektrische kaarsjes.”

Mw. W. , lachend: “Ik zie het weer helemaal voor me: erdoorheen, en dan weer aansluiten.”

Dhr. Z. : “Ik weet dat wij hier een kerstboom maakten. Dat was een zuster die dat hier gemaakt had.”

= ging Mw. W. naar zondagsschool? =

Mw. W.: “Twee keer per dag. Als je maar opgerot was.”

Hr. M., tegen Storm: “Ik hou van jou.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *