Al heel jong verantwoordelijkheid dragen en aanpakken, meehelpen in de huishouding en waar mogelijk een beetje bijverdienen: bewoners vertellen er vaak over. En vaak met grote trots. Zoals mevrouw G., opgegroeid op Aruba.
“Mijn moeder bakt brood en cakes en ik loop om te verkopen. Ik verkocht die dingen voor mijn moeder. Als school uitgaat, ik kan het bezorgen. Ik begin om 8.00 uur, school komt uit om 13.00 uur. Ik en mijn zus. Je hebt tijd. Er was ook tijd om te spelen.
Het weekend, ze maakt cookies. We hadden een oven. Buiten. Van stenen. Mijn moeder maakt het warm met hout. Speciaal hout – het doet het goed in de oven. Bij de oven een ouderwetse muur (met haar handen duidt mevrouw G. uit hoe hoog en breed de muur was): de ene is de onze, de andere is van de buren. We hadden een tafelkleed. Het is veel broden, hoor. Als brood warm is en je zet het in een doos of plastic, dan wordt het plat. Buiten is fris. Brood voor oudere mensen, met iets er op. Soms je krijgt limonade. Ze zegt: ‘Niet vragen’, mijn moeder zei: ‘We zijn arm, maar we vragen niet!’ Zo zijn we opgegroeid.
Ze delen alles in die tijd. Iedereen bakte zijn eigen brood. Mijn familie komt van de slaven. Die tijden – ik heb gehoord – ze werken met witte mensen, rijke mensen.
Ik heb drie ooms in New York. Eén oom was een hele lieve oom, hij stuurt iedere maand geld voor mijn moeder. De andere oom was sailor. Als hij in Amerika kwam, hij stuurde geld voor mijn moeder. Bij feestdagen er kwam een pakket, van Curaçao. Mijn moeder zorgde voor hun moeder. En daarom zij zorgden voor mijn moeder.
We hadden een koe. Mijn broer zette haar op het gras. Ze eet haar buik vol. Wij brengen water. Wij geven water op haar. Aruba is heet! Als kleine kinderen we werken hard: geit, schaap, kip. Die terrein is altijd droog, maar het groeit weer.
Wij hebben gewerkt van klein af.”