Zorgen voor elkaar, dat kan op vele manieren.
Mw. V. instemmend: “Twee benen om je plicht doen. Je moet goed voor de mensen zijn. Je kan het zo gek niet bedenken of je kunt wel iets doen voor de ander. Mensen helpen oversteken, koken, helpen, boodschappen halen en helpen opeten (lacht hartelijk). Een schoon bed geven of… je kunt van alles bedenken.”
We herhalen de vraag voor mw. D. die een gehoorbeperking heeft.
Mw. D. knikt: “Stof af nemen! Ik heb mijn opa in huis gehad en mijn oom en drie kleine kinderen opgevoed en werkte daarnaast bij de AMRO bank. (lacht) De stofdoek zat altijd in mijn zak, overal altijd aan het stof af nemen in de kamer.”
Mw. V. knikt haar hartelijk toe: “Dat was de goede oude tijd.”
Mw. S. kijkt ernstig naar de beide dames: “Ik zorgde voor oma. Opa was er niet meer. Ik zorgde ook voor de oude buurvrouw en ik was kapster en deed ik dat bij hun op vrijdag, gingen ze netjes het weekend in. Natte haren en dan kammen en föhnen in model en ik heb nog vijf zussen en mijn moeder, die deed ik ook allemaal iedere week. En ik deed mezelf er tussendoor op het werk, als je nog een kwartiertje had, dan deed je je eigen haar nog. Dat deden we allemaal. We werkten er met zijn vieren. Ik had nog een broer, die verwenden we hoor.”
Mw. C. luistert aandachtig en knikt instemmend: “Zaterdag werken tot twaalf uur en dan kwam je thuis en moest gedweild worden, en deed ik dat. Mijn zusje zei: ‘Daaaggg’ en weg was ze. En tja, het moest gedaan worden. Moeder had drie dochters en één was de pineut. (lacht) Maar dat deed ik ook zelf. Een groot vloerkleed moest naar beneden en zei mijn moeder: ‘Witte kom eens’. Mijn zussen waren niet blond, ik was de enige. Nog jaren heb ik mijn haar bijgewerkt. Vroeger deden we dat allemaal zelf. De jeugd van nu heeft het makkelijker dan wij hoor.”