In het verpleeghuis kan hartverwarmende vriendschap opbloeien.
Drie vrouwen in gemakkelijke stoelen voor het raam, in de huiskamer. We praten over de plaatsen waar ze in hun kindertijd gewoond hebben. En zo komen de drie vrouwen, mevrouw H, mevrouw D en mevrouw W erachter, dat ze dicht bij elkaar in de buurt hebben gewoond. En dat ze elkaar misschien vroeger wel eens gezien moeten hebben of zomaar op straat voorbij gelopen zijn. Nee, ze kennen elkaar niet van vroeger…..
Mevrouw D.: “Sinds hier, hoor. Want eerder kon ik je niet.”
Mevrouw W.: “Het is helemaal goed gekomen. We doen alles samen. Ik stond dáár (ze wijst op de muur bij de ingang van de huiskamer). Met mijn zoon. En ik zei: ‘Ja, hier wil ik wel wonen.’ (over haar man) Die was aan het fietsen geweest. En toen hij de fiets terug zette in de schuur, is hij overleden. Heel plotseling. En toen kon ik niet meer alleen blijven. En zodoende ben ik hier gekomen. Nou weet ik het weer. En toen leerde ik deze twee vrouwen kennen.”
Mevrouw H., lachend: “En toen was je meteen verkocht.”
Mevrouw D.: “En je leerde mekaar kennen.”
Mevrouw H.: “En toen was het meteen goed.”
Mevrouw W., wijzend op mevrouw D.: “Wij doen alles samen.” En wijzend op mevrouw H.: “En zij is ook een schat!”