Het is bijna Pasen. We luisteren naar geloof muziek en liederen. Gedeeltes uit de Matthäus Passion en kerk liederen waar de bewoners mee op gegroeid zijn.
“Je mist die liederen heel erg. Ik ben ermee opgegroeid. De zondagsschool, de kerk. Dit soort liederen…die zongen we altijd. En de Matthäus Passion deze tijd van het jaar. De kerk was om de hoek. De Zuiderstads kerk (in Paramaribo).
Mijn ouders werkten voor de kerk. Mijn vader deed de administratie, mijn moeder was zuster in de kerk. Twee keer per week kwamen ze (vrouwen uit de buurt) bij elkaar, bijvoorbeeld om te haken of te breien en om te babbelen. Ze (haar ouders) deden van alles en nog wat om te organiseren voor de kerk. Was een hele gemeenschap en het waren mensen uit de buurt. Iedereen deed wat.
Ik was heel vroeg met mijn belijdenis. Was ik heel jong, ik was zeventien. Kwam omdat we betrokken waren bij de kerk. We waren allemaal betrokken bij de kerk. (lacht) Een zuster van me zei: ‘We moeten altijd werken, ik kom niet meer’. Maar ach, ze kwam toch hoor.
(lacht en knikt weemoedig). Je had wat gedaan als je in de kerk was geweest. Zei je: ‘Hèhè, ik heb er wat van meegenomen.’ Je moest luisteren als hij wat zei hoor. Je had dominee Polanen, maar wij hadden een andere. Oh, ik ben aan het dementeren hoor. Ik vergeet zoveel. Ik was op zondagsschool, daar hielp ik mee. Elke zondag.
Met Pasen naar de kerk gaan, met eten. Pommetje gebakken en koekjes gebakken. Ik kom uit een groot gezin en mijn moeder hield ervan. Toen ik hier net kwam heb ik het gemist. Vroeg naar de kerk vanwege de opstanding. Zeven uur, soms was het nog donker. Als kind let je daar niet op. Zei je: ‘Oh, het is een beetje donker, wat leuk’. Zes uur op en dan klaar maken en half zeven weg. Eerst in de kerk binnen en dan erna op het erf buiten. De hele buurt kwam. De roomsen, die lopen met kaarsen. De EBG, die krijgen ze in de kerk. Dan ging de kleine kerkbel tot de laatste persoon binnen was. Mijn vader was zo goed met alles en wij deden het mee. Moesten ook mee helpen schoonmaken.
Een neef van me was rooms katholiek. Gingen we gewoon mee. Vooral de kinderdienst. Dezelfde God, dus moeder vond het niet erg hoor. Ze probeerde je ook te betrekken hoor. Vond het eerlijk gezegd leuker hoor. Vooral die kinderdienst, zouden wij ook moeten hebben. Zondagsschool was iets anders dan de kinderdienst. Was net alsof je op school zat. Zei je: ‘Is alsof je op school zit.’ Was echt mooi hoor. Was zestien toen ik hier kwam, heb het echt gemist hoor. Lopen met kaarsen en zo.”