De meeste bewoners in het verpleeghuis zijn behoorlijk op leeftijd. Merken ze hun leeftijd? Vandaag Juweeltjes over ouder worden.
“Ik weet geen liedje. Ik ben te oud ervoor. 95 jaar!”
“Ik ben 100 jaar. Dan kom je wel in de krant. Buitenlucht is heel belangrijk.”
“Daar gaan mijn haren.”
“Oud? Oud? Wie is hier oud? Oh, samen zingen? Fijn!”
“Ik ben al oud. Ik kijk het heel realistisch. Ik leef bij de dag. Ik zou bij blijven, maar gaat maar goed.”
“Wij gaan ook niet dood. Voorlopig niet.”
“Oude mensen lijken net kinderen. Omdat je afhankelijk bent van anderen. Als je oud bent heb je meer hulp nodig.”
“92! Waar woont ze? Neemt u haar bij u? Hoe oud zegt u? Ik zou haar moeder maken bij mij.”
“Die is dood en die is dood. Dat is al zolang geweest. Ik ben de oudste geloof ik. Ouwe taaie.”
“Ik ben 102 en een beetje doof. Dat is wel erg. Wil alles weten en horen. Je wilt toch weten wat er omgaat. Wil je bij blijven moet je alles wel weten.”
“Het personeel heeft me dood verklaard.”
“Ik zit in de lente van mijn leven.”
“Ik zit in de winter van het leven. Wil het weer meemaken. Het moet vanzelf komen.”
“Met die kou schaatsen als je oud bent? Dan ben je idioot. Tja, de Elfstedentocht. Als je 70+ bent moet je het zelf weten, maar dan schaatsen vind ik idioot.”