Tijdens een gesprek dat ging over opgroeien in armoede, kwamen ook de hoertjes op de Zeedijk ter sprake.
Mw. H.: “Want je had vroeger op de Zeedijk, die avondwinkels, dat was zo gezellig, die waren tot 12 uur, of half 12 open, dat was heel anders dan nu.
Mw. G. knikt haar toe: “Daar waren de hoertjes ook.”
Mw. H. knikt en lacht: “Nou, dat die hoertjes er waren, dat vond ik niet zo heel erg, dan gingen we gluren, in de pauze van het werk.”
Mw. G.: “Ja, we zijn met de hoertjes opgegroeid, daar gingen we boodschappen voor doen.”
Mw. H.: “Maar het was zielig voor die meisjes, want die hadden dan een man waar ze helemaal zot op waren en die profiteerden er dik van. Die meisjes waren helemaal gek op ze.”
Mw. G. knikt: “Je hebt nu meer stiekeme hoeren en stiekeme pooiers.
Maar ze zijn wel bang geworden, want je kan er wel ziek van worden.
Als je dan naar de dokter moest, zeiden ze: ‘Ja, je man gaat ook naar de hoeren.”
Mw. H. bedachtzaam: “Maar je hebt slechte vrouwen ook hoor! Soms stonden ze voor het raam, soms voor de deur, met een sigaret in hun handen.
Gewone huisvrouwen ook wel, omdat ze van hun man af waren, of geldzorgen hadden.”
Mw. G. knikt instemmend: “Nee, die tijd was niet zo mooi, maar is lang geleden.”