Je zult maar én de ziekte van alzheimer hebben én blind zijn én op je 93ste uit je vertrouwde omgeving naar het verpleeghuis zijn verhuisd. Dan resten soms alleen diep verdriet en radeloze woede. Die diepe emoties spreken vaak – zoals bij mevrouw B – van een geweldige kracht. In de duisternis van haar emoties vonkt gelukkig ook haar heerlijk nuchtere gevoel voor humor. Nee, dat doet niets af aan haar lijden. Maar schort het soms wel even op…….
Mevrouw B., in tranen: “GVD! Ik wil dood! Ik begrijp het niet. Ik weet het niet meer. Ik zie het niet. Dat is toch geen leven! Ik wil dood!”
Paula: bevestigt haar woede en verdriet en probeert er in woorden een bedding voor te vinden. Maar……..
Mevrouw B.: “Hou nou eens op met dat intellectuele lullen!”
Paula (we kennen elkaar langer dan vandaag): schiet onbedaarlijk in de lach. Mevrouw B. begint ook te lachen en zegt: “Nou de realiteit: waar ben ik hier? Ik begríjp het niet. Ik ben dement. Mijn hoofd is een zeef! Met grote gaten er in.”
Paula: bevestigt dat, als een zeer adequate omschrijving van de ziekte van alzheimer.
Mevrouw B.: “En wie bij jij nou eigenlijk?”
Paula: “Ik ben Paula en vandaag ben ik uw Kop van Jut.”
Mevrouw B. (schiet in de lach): “Nou, nou, nou, dat is nou óók weer niet de bedoeling.”
Aan het eind van onze ontmoeting pakt mevrouw B. Paula’s handen stevig vast.
Mevrouw B: “Ik heb hier twee handen vast. Dat vind ik fijn. Ik heb hier twee handen stevig vast.”
Paula: “Ik vind het óók fijn om bij ú te zijn.”
Mevrouw B.: “O jaaaa? Dat vind ik fijn.”