Naar aanleiding van het overleden van een medebewoner zingen we het Surinaamse lied Mi Kondre Troe, waar aan het eind van het lied wordt gezongen over de terugkeer naar het paradijs van je moederland. Vervolgens komt het gesprek op sterven, begrafenis en waar je begraven wilt worden.
Mw. K. knikt als het lied uit is, Irene vraagt aan mw. K of ze in Suriname begraven zou willen worden.
Mw. K. schudt haar hoofd: “Ach, maakt mij niet uit. Als ik daar ben, daar en anders hier. Tja, want het kost ook geld hé.”
Mw. S. lacht: “Ik heb niets te willen, de kinderen bepalen. Ik ben verzekerd, dat staat vast. Maar je weet niet of je kinderen het kunnen betalen. Heb je namelijk ook weer tickets te betalen naar Suriname om kinderen daarnaar toe te halen. Hier is mijn tweede land, dus hier is het ook goed. Ik ben verzekerd, de mensen weten het. Mijn kinderen weten het en zijn ook verzekerd. Ik moet in ieder geval begraven worden. Daarom heb ik mijn kinderen ook verzekerd, ook al betalen ze het nu zelf.
Mw. L. schudt bedachtzaam haar hoofd: “Maakt me niet uit. Begraven kost teveel. Ach, maakt me niet uit. Je ligt toch koud en voel je toch niet meer. En daar (in Suriname) moet je weer veel regelen; een groot huis en eten en drinken en alles wat ze eten zouden willen. Je bent dood, dus je weet niets meer.”
Mw. M. knikt Irene met een glimlach toe: “Alles staat in een boekje, alles wat ze hoort dat schrijft ze erin.”
Mw. N. : “Kijk ze schrijft.”
Mw. M. knikt instemmend: “Ja, dat doet ze altijd, dan weet ze wat we zeggen. Heel slim.”
We gaan terug naar het gesprek, mw. B. broedt peinzend nog door.
Mw. B.: “Soms vinden ze het eng om erover te spreken, maar beter nu, dan straks als ik er niet meer ben.”
Mw. M. knikt bevestigend: “Ja, daarom!”
Mw. S.: “Mijn kinderen en man weten alles. De kinderen waren laatst bij me en ze weten wat ik wil. Ze hebben allemaal een boek. Ze weten waar ik verstrooid moeten worden. Anders krijg je problemen wie het graf schoon moet maken. Ik ben niet zomaar gegaan, ik ben naar een advocaat gegaan.”
Mw. Z. Schudt lachend haar hoofd: “Ik heb niets te willen, ze hebben het geld.”
Mw. S. bedachtzaam: “Ach dan ga je weer te huilen, maar begint te muziek en ga je lachen en herinneren. Ach ja, zijn de herinneringen.”
Mw. M. knikt: “Krijg je kippenvel, zie je alles voor je. Zoals met de dood van mijn moeder.”
Mw. L.: “Ach, alles ligt in Gods handen.”
Mw. B knikt: “Wie dood is, blijft dood. Je kunt bloem brengen, maar dan ga je naar het graf om het te brengen en herinneren en schoon te maken. Mijn dochter zei: ik wil wel mee, maar niet te lang. Bijvoorbeeld met feestdag dan ga je.”
De medebewoners knikken en samen zingen we eensgezind het afscheidslied.