Meteen naar de inhoud

Juweeltje over 4 n 5 mei

Juweeltje rood

Tijdens de ontmoetingsgroepen praten we natuurlijk ook over 4 en 5 mei, herdenken en vieren de bewoners die dagen?

Mevrouw D.: “Nee, natuurlijk niet. Je moet wel eens wat vergeten. Wel de herinneringen. Natúúrlijk. Het is vaak persoonlijk, je wilt je gevoelens kwijt, maar niet iedereen.”

Mevrouw K.: “Ja. Dat doe ik wel. Want we hebben het overleefd, mijn ouders en ik. Uiteraard – en dan neem je alles weer op. Want je bent nog maar een kind en je zíet het.”

= Irene laat Vera Lynn horen, “We’ll meet again” =

Mevrouw K.: “Dat deuntje, dat ken je natuurlijk uit je hoofd. Als ik iets vergeet – dit nooit! Je weet natuurlijk niet wat er allemaal aan de hand is, maar je ziet het als kind natuurlijk wel, uit de verte. Want je ouders willen het niet weten. Je weet niet wat je overkomt, je weet niet wat er gaat gebeuren, want je bent nog maar een kind, maar het blijft altijd bij je.”

Mevrouw D.: “Wij brachten de kolenkit naar boven. Maar we brachten niet de kolen, maar we brachten eten naar boven. Zaten onderduikers. Brachten we eten met de kolenkit naar boven. Naar de zolder. Wij woonden eenhoog en de zolder was drie trappen hoger.”

= Irene laat het lied “Holderdebolder, we hebben een koe op zolder” horen =

Mevrouw D. speelt de melodie op tafel met haar handen mee.

Dhr. M., tegenover haar, glimlacht breed.

Mevrouw D. : “Met de kolenkit. Eten brengen. Het waren meer Jodenmensen. En die werkten op Schiphol. En mijn vader ook, en die nam ze mee. En dan ging de sirene. En dan doken ze allemaal die bunkers in. Op Schiphol.”

Mevrouw K.: “Als kind had je daar geen erg in. En ze vonden het ook leuk dat ik een kind was. Dus ze tilden me op, want ze hadden hun kinderen niet. Het was normaal dat ze dat deden zo, want ze hadden zelf hun kinderen niet.”
Mevrouw D. : “Die kinderen waren al weggehaald. Ik zie ze zo nog de stenen trap af lopen. (zichtbaar verdriet in haar ogen).”
Mevrouw K.: “Natuurlijk. Ik was een kind. En ze vonden het geweldig dat er zo’n kind nog was.”

= Over het vieren van Bevrijdingsdag =

Mevrouw D. : “Toeters en bellen.”

Mevrouw K.: “Ik zag het allemaal aan. Die mannen, die pakten mij. Want ze hadden zelf ook een kind, ergens. Die oude mensen die vonden dat heerlijk, want die hadden zelf geen kind in de buurt. Daar heb je helemaal geen erg in als kind.”

= Irene laat het lied “Appeltjes van oranje” horen =

Dhr. M. lacht.

= Irene laat dansmuziek horen =

Mevrouw D. maakt ondertussen contact met mijnheer. R., die Storm aan het aaien is: “Hij is zo gek met die hond!”

Mijnheer R. draait met een voorzichtige glimlach langzaam bij aan tafel.

= Irene laat het lied “Ouwe taaie” horen =

Mijnheer S. beweegt enthousiast mee op het ritme.

Mevrouw D., lachend, tegen mijnheer R.: “Een taaie bén je!”

Mevrouw K.: “Dat waren ook mensen die zelf ook kleine kinderen hadden. Die me optilden. En mijn moeder keek zo angstig: ‘O Jezus, als ze d’r maar niet meenemen.’ En mijn moeder bang, mijn moeder was zó’n bangerd. Maar ja, zie hielden me maar éven vast. Ze waren altijd aardig tegen mij.”

Het leven van onze bewoners met dementie in het verpleeghuis is net een schatkamer. Je vindt er donkere hoekjes, kleerscheuren, gebrek en hartzeer. Maar ook een rijkdom aan verhalen, een grote schat aan wijsheid. In de levensverhalen van bewoners liggen juweeltjes verstopt: kostbare herinneringen, ontroerende gezegdes, diepe levenskennis. Vaak in hun eigen, wondermooie poëtische taal uitgesproken: het Dementees!

Irene Kruijssen, muziektherapie

Eline Hoorweg, geestelijke verzorging

Paula Irik, Sylvia van Rijn, vrijwilligers

Eben Haëzer, Berkenstede, de Diem, de Buitenhof,

Anton de Komplein, d’Oude Raai,

Cordaan

www.dementees.com

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *