Het is de week van 4 en 5 mei. We herdenken de slachtoffers van de oorlog en vieren de vrede. Als je eenmaal een oorlog meegemaakt blijft die altijd onderdeel van je leven, ook tijdens vredestijd. Vandaag een extra lang Juweeltje rondom 4 en 5 mei.
“Als je een keer de oorlog hebt meegemaakt wil je nooit meer.”
“Ik heb in het Jappenkamp gezeten. Zoveel baby’s dood gezien. Mijn papa is meegenomen toen ik 6 jaar was. Zoveel meegemaakt. Ik was tien jaar. Toen besloot ik, ik wil wel trouwen maar geen kinderen. Wil niet dat ze honger lijden.”
“Vier en vijf mei, dat moet je er zeker bij betrekken. Dodenherdenking op de dam!”
“In de oorlog zong ik met een groepje onderduikers en dan zetten we de ramen open en dan werd de stemming doorbroken.”
“In de oorlog heb ik leren zingen bij een club. Dat scheelde in de sfeer.”
“Mama, we hebben nog niet gegeten zei mijn dochter van zeven… Eten is belangrijk.”
“We zagen kinderen lopen op blote voeten in de oorlog. Zulke dingen vergeet je niet.”
“Mijn buurmeisje kreeg het laatste koekje van mijn moeder in de oorlog. Vreemd welke dingen je onthoud hé.”
“Ja, in de oorlog buiten de katjes voeren. We deelden het voedsel met hun.”
“In de oorlog heb ik altijd groenten gehaald. Helemaal naar Halfweg gelopen. Heen en weer. Dan hadden we groenten bij ons. Een karretje met vier wieltjes.”
“Het Wilhelmus mocht niet gezongen worden in de oorlog. Het vergde veel moed om het op bepaalde dagen wel te zingen, zoals met oud en nieuw of op school. Je maakte er een draai aan. We gingen er een beetje vreemd mee om en hadden ze niets in de gaten. Was niet hier maar in Arnhem. Oma, die leeft nu niet meer, maar die ging gewoon de straat op en zong het daar. Niet dapper maar het had met irritatie te maken richting hun. Heb ik ook hoor nog steeds.”
“Onderduikers op zolder. Zogenaamd boven kolen halen en ging ik eten brengen. In de kolenkit naar boven brengen, dat weet ik nog wel. Die had hij (vader) meegenomen van Schiphol.”
“Ik heb de oorlog meegemaakt in Rotterdam. Mijn vader ging op zee. Zeven maanden weg. Ik was twee. Ze kwamen binnen in huis om te kijken wat je had. Ze haalden gewoon dingen weg. Is geen leuke tijd geweest. Aan de overkant werd er gebombardeerd.”
“Ik woonde in Betondorp. Door de pastoor van Betondorp naar Friesland gestuurd omdat daar wel eten was. De boer had negen kinderen.
Mijn moeder viel bijna onder de bank. Die was zo mager.”
“Amazing grace dat hebben we na de bevrijding gezongen. Toen kreeg ik een sigaret, dat was toen in. Was veertien jaar. Was feest. Nou ja, bevrijding. Vergeet je niet meer.”
“De gedachten zijn vrij, dat zong ik op de benen.”