We hebben castagnetten meegenomen en vragen aan Mw. W. of ze die wel eens heeft gebruikt, omdat mw.W. immers lang in Spanje heeft gewoond.
Mw. W.: “Die kleppers…….nee, ik niet.”
Mevr. A.: “Oefenen, daar moet je tijd voor hebben. Twee weken, dan ben je er.”
Dhr. Z. schuift aan in de kring en neuriet.
Irene vraagt aan mevr. A. of ze de castagnetten wil proberen.
Mevr. A.: laat ze klepperen en glimlacht: “Goed hè? Met twee handen!” Ze laat een prachtig geklepper horen. “Ik denk: ze zullen heus wel langs komen om foto’s te maken.”
De dochter van mw. L. haalt de kleppers van haar moeder. Mevr. L. was vroeger heel goed in het klepperen. Herkent dhr. Z. die? =
Dhr. Z.: “Van vroeger.”
Dhr. O.: “Dat is van begin jaren zeventig.”
Dhr. Z.: “Van bamboe – en dan is het een beetje rond. Hij moet helemaal plat zijn weer. Die handen … dan glijden ze weg. Het moet glad zijn, helemaal glad.”
Dhr. O. probeert de kleppers van mw. L., met één vinger tussen de twee houtjes. Maakt de klepperbeweging zwaaiend met handen en armen. En kleppert er op los!
Mw. W. herinnert zich een klepperliedje en zingt het:
“Klepperdeklep, klepperdeklep,
Ik ben zo blij, ben zo blij,
Ben zo blij dat ik hem heb.”
Mevr. A.: “Leuk, hè?”
Deed u het vroeger al: klepperen?
Mw. W.: “Ja hoor, iedereen had zo’n klepperstel.”
Mevr. A.: “Op kleuterschool al.”
Mw. W., lachend naar mevr. A.: “Jij bent van een andere generatie.”
Mevr. A.: “Het hangt er misschien ook van af op welke school je hebt gezeten. (tot Eline) En jij zat achterstevoren!”
Irene en Eline laten een castagnettenlied horen: ‘Marina’
Mw. W.: zingt het mee.
Mevr. A. en dhr. O.: begeleiden met castagnetten en de kleppers van mevr. L.
Dhr. K.: glimlacht.